Een integrale, tweetalige uitgave van Nieuwe gedichten & Nieuwe gedichten het andere deel, ruim honderd jaar na het verschijnen in 1907 en 1908.
Rilke gaf de bundels het predicaat ‘nieuw’, en daarmee bedoelde hij vooral een vernieuwing ten opzichte van zijn eigen poëzie. Rilke wilde geen ‘gebeden’ meer zoals in Het getijdenboek en ook geen impressionistische schetsen van stemmingen zoals hier en daar nog in Das Buch der Bilder. Nu richt hij zich tot de wereld van de dingen, aanvankelijk geïnspireerd door de beeldhouwer Rodin en later door de schilder Cézanne. Door middel van gevoelige zintuiglijke waarneming, het Schauen, probeert hij de essentie van ‘de dingen’ te doorgronden. Dingen die ervaringen dragen en uitlokken zet hij om in nieuwe poëtische taal, o.a. door middel van talloze vergelijkingen en metaforen. En ‘dingen’ vat hij breed op: de gedichten zijn geïnspireerd door (Bijbelse) geschiedenis, mythologie, schilderijen, mensen, steden, dieren en natuur.
De bundels worden beschouwd als een belangrijk werk binnen de Duitse literatuur van de vroege 20e eeuw, hebben een blijvende invloed gehad op latere generaties dichters en worden nog steeds gewaardeerd om hun lyrische schoonheid en diepgang.
Van Rilke verscheen eerder:
Het getijdenboek
De elegieën van Duino
De sonnetten aan Orpheus
Auguste Rodin
en
Concert zonder dichter van Klaus Modick
(Over Rilkes verblijf bij de Worpsweder kunstenaarskolonie.)