Het recht van de immuniteit van vreemde staten voor de nationale rechter
speelt zich af in een "tussenwereld" - en dat in meerdere opzichten.
Formeel gezien is het onderdeel van het internationaal publiekrecht; de
toepassing valt echter onder het nationaal burgerlijk procesrecht.
Historisch gezien is het bijna volledig ongeschreven volkenrecht en
daardoor bijna niet exact vast te leggen; door de United Nations
Convention on Jurisdictional Immunities of States and Their Property
doet zich echter nu de kans voor, regels internationaal bindend en
uniform vast te leggen.
Hoewel de UN Convention nog niet in werking is getreden, woord zij door
(onder andere) de Nederlandse gerechten omarmt als weergave het huidige
ongeschreven volkenrecht.
Staten staan in toenemende mate ook voor hun civielrechtelijke
handelingen terecht en Nederland is door zijn internationale
verbondenheid daarbij een belangrijk forum voor (internationale) private
partijen.
Tegen deze achtergrond onderzoekt het boek de historische ontwikkeling
van het recht van statenimmuniteit en van de Nederlandse opvattingen
daarover. Daarbij woord diepgaand ingegaan op de voor de Nederlandse
rechtspraktijk relevante bepalingen van de UN Convention.
De kern van het boek woord gevormd door een kritische analyse van de
conformiteit van deze bepalingen met die van het Nederlandse burgerlijk
procesrecht. De analyse maakt duidelijk waar potentieel knelpunten
tussen beide bevinden en onderzoekt de potentiële toegevoegde waarde van
de conventie voor de Nederlandse rechtspraktijk.